De heer P.J.C. Strik was van 1929 tot 1941 burgemeester van Best. De ambtsketen die hij droeg was van hemzelf. Tot 10 jaar na zijn dood mocht gemeente Best van Strik’s erfgenamen de keten blijven gebruiken. Maar daarna begon het gekrakeel, zo blijkt uit een briefwisseling die tussen 1951 en 1954 werd gevoerd tussen familie en gemeente.
In eerste instantie leek er weinig aan de hand. De erven vernamen dat de gemeente Best de ambtsketen wilde overnemen en stelden voor de keten te laten taxeren. Voor 300 gulden was de gemeente Best in principe de man; maar dat was burgemeester Notermans te gortig.
Taxatie
De gemeente liet een tegentaxatie uitvoeren door een kunstenaar uit Boxtel, A.C. Ninaber van Eyben. Deze gaf op niet mis te verstane wijze zijn oordeel. De keten was “ … karakterloos … niet stijlvol …. Een goedkoop foefje! …” en drie verschillende zilversmeden die hij had geraadpleegd taxeerden de keten op een bedrag tussen de 100 en 175 gulden. Pikant detail: de kunstenaar werd nogal eens door de gemeente Best ingehuurd, dus enige partijdigheid kon hem niet worden ontzegd.
De familie wees het bod van 125 gulden af en stelde voor dat de gemeente de ambtsketen zou retourneren. Dat was tegen het zere been van burgemeester Notermans. Had de familie immers eerder niet aan gemeentesecretaris Ockhuijzen laten doorschemeren dat zij de ketting wilde schenken aan de gemeente? Tot dat duidelijk was zou Best de keten zolang “bewaren”.
Op hoge poten
Dat ging de familie Strik te ver. De keten moest terug! Er gingen meteen twee brieven uit. Eentje naar Notermans: “… Is dit soms de belooning voor de goede trouw waarmede u tien jaren bediend bent geweest? Wel erg minderwaardig! …” Een andere naar de Commissaris van de Koningin “ …Met de meeste eerbied Uwerzijds verplicht ik Mij mede namens mijn zusters de eigenaardige handelwijze van de Edelachtb. Heer Burgemeester te Best onder uwe aandacht te brengen…”
Notermans was niet voor één gat te vangen en schreef terug dat een burgemeester toch echt een ambtsketen nodig had. Best ging er zelf één aanschaffen maar tot die tijd zouden ze op de keten van Strik blijven passen. We schrijven inmiddels augustus 1951.
Voor 600 gulden zou Ninaber van Eyben een nieuwe keten kunnen maken. Best vroeg de provincie toestemming te geven maar dat bedrag was hen te gortig: de begroting van Best vertoonde al ernstige tekorten en het was “not done” om zó om te gaan met publieke middelen!
Ninaber van Eyben verlaagde zijn prijs naar 420 gulden. Dat kreeg Best er wèl door bij de provincie. Uiteindelijk werd in juli 1954 de ambtsketen, onder veel dankzegging, door Best geretourneerd aan de familie Strik.