Ik lag in bed de dag nadat ik mijn sleutels van mijn huis had ingeleverd. En ook de sleutels van mijn huurauto. Er hing welgeteld nog één sleutel aan mijn sleutelhanger en zelfs die was niet van mij. Ik realiseerde me dat ik zelf nog maar 1 sleutel had, van de opslagruimte. Het voelde vreemd en ik probeerde te bedenken of het positief of negatief vreemd was. Ik kwam er niet uit, misschien was het gewoon de constatering van een feit en moest ik er niet een heel verhaal van gaan maken.
Wat voel ik eigenlijk?
Met moeite sleurde ik me uit bed. Overal spierpijn en ik voelde me alsof ik na weken op een hevig slingerende zeetanker ineens op de kade was gestapt. Rust. Vanaf nu hoefde “alleen nog maar” te werken. En voor de beestjes te zorgen hier. Die zaten al ongeduldig op me te wachten toen ik beneden kwam. Ik gaf de poezen eten en pakte de hondenriemen. Saar en Guus sjeesden rond en kwamen regelmatig kijken waar ik toch bleef. “Godsamme wat ben IK blij dat ik thuis ben” zei ik hartgrondig toen ik de sleutel in het slot stak. Alleen … het was natuurlijk niet mijn huis.
Ik had op dat moment de tegenwoordigheid van geest om met mezelf in gesprek te gaan in plaats van mijn gedachten maar te laten rond dwarrelen. Het klinkt misschien maf maar wat ik doe is me voorstellen dat er twee stoelen staan: eentje voor mij en eentje voor mij. Afhankelijk van het feit of ik de vraag stel of het antwoord geef wissel ik in gedachten van stoel. Ik heb dit ooit een keer “in het echt” gedaan toen ik in therapie was bij Liz en ik kan me nog levendig herinneren hoe goed het werkte, al moest ik er in het begin om lachen.
Nu werkte het ook weer. Had ik spijt? Nee. Wat voelde ik? Moe en leeg. Was dat raar gezien de omstandigheden? Nee. Moest ik er daarom een punt van maken alsof het WEL raar was? Nee.
Waarom loopt het niet?
Scotty de rode reuzenkater (zie hier links) ging vóór me zitten en keek me afwachtend aan. Het was “aai-tijd” volgens hem. Misschien moest ik mezelf ook eens aaien, bedacht ik. Niet meteen weer hup! dóór naar de volgende stap maar eens even de boel de boel laten. Een Dagje Vrij Nemen. Het leek een idioot idee en ik bedacht hoe idoot het pas echt was dat ik daar zo over dacht. Ik kon het ook niet, raar genoeg. Op één of andere manier voelde ik me alleen maar op mijn gemak (lees: niet schuldig) wanneer ik achter die idiote laptop zat en “aan het werk” was (of deed alsof).
Er brak een rare tijd aan. Ik was niet vooruit te branden en probeerde mezelf elke ochtend te vertellen dat het “vandaag” beter zou zijn dan gisteren. Dat ik mezelf niet kon motiveren om “grootse dingen” te bedenken was me een doorn in het oog. Ik snapte er niks van. Ik had een gigantische logistieke organisatie in een vloek en een zucht geregeld maar “gewoon stevig aan de gang gaan” was er niet bij.
Intussen kwam de dag dichterbij dat ik ging verkassen. Naar Serooskerke op Schouwen-Duiveland waar ik op 2 paarden, 1 hond, 1 poes en 13 kippen ging passen. Daar zou ik 3 maanden blijven. In de tussentijd zou Nic komen en na die drie maanden zouden we samen teruggaan naar Zuid-Afrika. Daar zou ik dan ook weer 3 maanden blijven.
Boy, mijn steun en toeverlaat
Toen ik in Zeeland aankwam was er een hoop werk te doen. Ik had spullen van mezelf bij me om het huis wat meer eigen te maken en het huis had ook een stevige schoonmaakbeurt nodig; zoveel was me wel duidelijk.
Herdershond Boy rook als een flinke schimmelkaas en voelde vettig aan. Maar we waren op slag verknocht aan elkaar. Hij volgde me overal en beschermde me tegen iedereen die maar in de buurt kwam, al was het letterlijk een kip. Hele verhalen vertelde ik tegen hem terwijl hij voor me zat en ik met twee handen zijn kop vasthield en in zijn ogen keek. Hij gaf nog nèt geen antwoord maar op een of andere manier hielp hij me enorm.
Wat fijn was in Zeeland: de structuur. Ik moest de paarden verzorgen en de stal uitmesten, de hond uitlaten, de kippen voeren en mijn huis bijhouden. Al dat moeten klinkt misschien negatief maar voor mij was het een prima houvast.
Ticket en Tiamo, de paarden
De paarden verzorgen was een verhaal op zich. Ik had natuurlijk verteld dat ik net zoveel verstand had van paarden als een koe van pianospelen maar volgens Danny stelde het niet zoveel voor. Driemaal daags een pakje hooi per paard en ’s morgens en ’s avonds een bakje bix-brokken. En ze ’s morgens uit de “paddock” (wist niet eens wat het was 😊) halen en ’s avonds weer terugbrengen. En de mest opruimen.
De paarden TiAmo en Ticket hadden natuurlijk meteen in de gaten dat ik van toeten noch blazen wist. De eerste keer dat ik de hele exercitie alleen ging doen, met Boy in mijn kielzog, deed ik veel dapperder dan ik me voelde. Ze schraapten met hun hoef over de grond en ik moest meteen aan zo’n stier denken die vol gas gaat geven. Allemachtig. Dat moest ik straks eens ff Googlen, wat dat betekende. “Aan de kant!” zei ik vastbesloten en ging richting de stal waar hun etensbakken waren. Zij liepen natuurlijk gewoon door dus uiteindelijk besloot ik wijselijk dat ik maar beter zelf pas op de plaats kon maken.
Toen ik het voer in de bakken had gestrooid tilde Ticket haar rechterbeen op in een sierlijke beweging. Hmm, geen idee. Ik besloot dat ze blij was en aaide haar nek. Ze keek me aan met enorm veel oogwit, zo half om de hoek.
Maar na een week of 2 merkte ik dat ik een vanzelfsprekende manier van omgaan met de paarden had bereikt. Ik praatte tegen ze en was vooral duidelijk. Ik nam ze mee uit wandelen en gaf ze af en toe een appeltje. Ze kwamen al rondwandelend bij mijn achterdeur om aandacht schooien. Kortom, we werden vriendinnen.
“Godsamme” zei ik tegen Boy “Had jij dat ooit verwacht?” Hij irriteerde zich alleen maar aan de paarden en keek me aan alsof hij weg wilde. En dat deden we dan ook. We gingen elke ochtend langs het water wandelen en ik had hem al snel de riem afgedaan om te kijken of hij naar me zou luisteren. Dat deed hij niet. Hij ging er als een haas vandoor richting een andere hond. Met zijn zwarte kop en grote lijf zag Boy er nogal vervaarlijk uit. Maar eenmaal bij de andere hond aangekomen bleek er, zoals eigenlijk heel vaak het geval is, niks aan de hand te zijn. Ze speelden met elkaar en uiteindelijk besloot Boy zelfs om te kijken waar ik nu eigenlijk was gebleven. Met grote sprongen kwam hij naar me toe en ik prees hem uitbundig. “Grote jongen!”
De kippen en 3 hanen waren makkelijk te verzorgen. Ze kwamen ’s morgens naar me toe hollen en dat is een van de meest komische dingen die ik ooit zal zien: een hollende kip die bijna omvalt omdat ze topzwaar lijken te zien. Ze legden helaas nog geen eieren maar die haalde ik in de buurt bij een slimme boer die me ook nog zo gek kreeg dat ik een euro betaalde voor het kippenvoer. God weet hoeveel winst die vent pakte op een zak kippenvoer van 13 euro! Maar dit terzijde. Hier een filmpje over zijn kippen.
Nic is in the house
Nic was na wat vertraging vanwege zijn visum inmiddels ook gearriveerd. Hij had daar flink over gemopperd en bleef daar in elk gesprek met iemand op terugkomen. Pffff. Daarnaast mopperde hij over zijn telefoon die het hier nu niet deed en vorige keer wèl. Ook dat vertelde hij aan iedereen die het horen wilde. Zijn lontje was vrij kort door al het gedoe en over de lengte van MIJN lontje hoeven we niet eens te hebben … Maar … so far so good!
Tot hij ging koken. Hij vroeg voortdurend waar alles stond. We hadden welgeteld twee kastjes in gebruik en 1 koelkast. Hoe moeilijk kon het zijn dacht ik? Maar ik hield me goed zeg, jemig. Totdat hij, zelfs na een exacte positie-omschrijving door mij, de rijst niet kon vinden.
DIE STOND DUS ALS ENIGE OP EEN PLANK IN HET KASTJE. EN NIC STOND ERVOOR!!
“Jezus Nic, dat meen je niet” zei ik hoofdschuddend. Ik beende naar hem toe, pakte de rijst en zwaaide het voor zijn ogen heen en weer. Hij had nog het lef om te zeggen dat hij het pak rijst niet herkende omdat het in een doos zat in plaats van in een zak. Zoals in Zuid-Afrika het geval is. Even voor de duidelijkheid: Het Afrikaanse woord voor RIJST is RYS. Dussuhh… ik bedoel maar.
Er daalde een ijzige stilte neer en ’s avonds begon hij me uit te leggen dat ik moest snappen dat het allemaal niet zo makkelijk was op een ander continent. Allemachtig, dacht ik perplex. Alsof ik nooit op een ander continent zit! En wat was het probleem om gewoon antwoord te geven op een vraag? Dat deed hij toch ook altijd gewoon? Kon ik hem niet van alles vragen? Gaf hij ooit GEEN antwoord? Het ging maar door zeg. Hoe kon hij weten dat de droogtrommel niet goed sloot en vooral: hoe je dat op kon lossen en hoezo starten de gele cijfers op de wasmachine kortere programma’s op dan de zwarte? Nou??
Geen ruzie maken als je kwaad bent
Ik ben niet goed in ruziemaken of steggelen. Verongelijkt gedrag en het niet onderkennen van het eigen aandeel in de strijd vind ik volkomen ontmoedigend.
Ik bekijk alles van de feitelijke kant en sla het liefst aan het recapituleren om te achterhalen wat er nu eigenlijk is gebeurd. Daar houdt de tegenpartij niet van. Die raakt gefrustreerd en gaat schreeuwen over het algemeen. En daar hou ik dan weer niet van.
Dus ik ga het eerlijk gezegd liever uit de weg en dat lukt heel goed zolang je in je eentje bent. Maar de komende 6 maanden zou dat niet het geval zijn en ik had er eigenlijk ook totaal geen zin in om het maar over mijn kant te laten gaan.
Hij vond me echt niet leuk, dat zag ik wel, want ik verklaarde dat ik er totaal geen zin in had om als een soort helpdesk te functioneren. En dat ik sowieso de filosofie aanhang dat je eerst zelf moet proberen iets uit te zoeken of op te lossen. Hij vond dat dan weer niet handig: als ik het toch al wist bespaarde hem dat een hoop tijd. Waarop ik opmerkte dat dan wel ten koste van MIJN tijd ging en dat het allemaal wel lekker makkelijk was om zelf niks te hoeven uitdokteren. En hoe dacht hij eigenlijk dat IK dat allemaal wist? Dat ik destijds alwetend uit de wieg was gestapt??
Nu we toch bezig waren vochten we alles maar meteen uit. Het gezeur over het visum (“Het is niet mijn trage Nederlandse Ambassade maar jouw besluit om de aangegeven termijn niet te respecteren!”) en zijn haperende telefoon (“Je kunt via de WiFi bellen en dat kost niks. Dus waarom blijven zeveren dat je niet kunt “roamen”? De vorige keer klaagde je dat dat roamen zo duur was”).
Waarop van hem de op zich terechte vraag kwam waarom ik dat nu pas allemaal op tafel smeet en niet meteen op het moment dat het me begon te irriteren? Nou, omdat ik dus geen zin heb in dit geruzie, legde ik uit. Maar het hoeft niet perfect te zijn en we kunnen gerust ruziemaken, vond hij. Dat maakte helemaal niets uit verder. Hmmm.
Hoe maak JIJ ruzie?
Hoe maken jullie ruzie? Ik denk dat het wel klopt dat je het beter meteen kunt uitspreken in plaats van het op te vreten. Maar dat bedenken en er ook naar handelen zijn wel twee verschillende dingen. Aan de andere kant: door niks te zeggen geef je wel een verkeerd signaal af. Eigenlijk laat je iemand anders in de waan dat je het wel OK vindt. Dat had ik me eigenlijk eerder nooit zo gerealiseerd. Hoe kijken jullie daar tegenaan? Tips zijn welkom! Gooi ze hier onder maar in het commentaarveld!
We pakten de draad weer op want natuurlijk waren we dolblij om bij elkaar te zijn. Tegelijkertijd was het ook best wel een aanpassing. We zijn beiden gewend om ons eigen leven te leiden en waar we normaal gesproken hooguit een week of 10 bij elkaar zijn (en dan kun je ECHT een hoop van elkaar hebben!) keken we nu tegen ZES MAANDEN samenzijn aan. Dat was echt anders. Mensen in mijn omgeving hadden daar al op gezinspeeld maar ik had mijn schouders opgehaald. Wij zouden dat gewoon “cheffen”!
Schrijven is mijn vak en ik kan ook voor jou schrijven. Wat je maar wilt. Neem gerust contact met me op als je meer wilt weten.
Weer genoten van je verhaal en humor. In het geval van ruzie zwijg ik en kan dat weken volhouden. Wel beeld maar geen geluid, heb een hekel aan ruzie. In ons geval is het zinloos om “de ander” iets te leren of van hem te verlangen. Kost echt teveel tijd en het resultaat is dat hij dat, na veel aandringen en heel veel later, met een lang gezicht zou doen. En dat voor 1x. Daarna zou de discussie weer opnieuw beginnen voor een volgende keer.
De tekst “makke mannen, straffe madammen” gaat heel vaak op.