Wilma Vervoort Salerno Schrijver Spreker Facilitator Het leven in Salerno en eindelijk naar de Amalfikust!

Salve di Salerno = welkom vanuit Salerno. ,,Salve” is een groet die ik eerder nog nooit gehoord had. Op een of andere manier doet het me aan Monty Python denken, geen idee hoe ik daar nou bij kom. Het wordt tegen je gezegd zodra je ergens binnenkomt. Inmiddels zeg ik het zelf ook. Het voelt reuze Italiaans aan 🤓

Ondertussen is het een vreemd idee dat ik over twee weken weer gewoon in Nederland rondloop. Ik vermoed dat ik wel heimwee zal krijgen naar Salerno. Wat deze stad nou zo fijn maakt? De ligging is natuurlijk gunstig, aan zee. Maar er zijn geen uitgestrekte stranden hier waar je strandwandelingen maakt zoals je dat in Nederland doet. Je kunt wel eindeloos langs de boulevard struinen en van het uitzicht genieten. Of op een bankje gaan zitten lezen.

Er zijn niet zoveel bezienswaardigheden, zoals in Rome of Florence, waardoor je van gekkigheid niet weet of je ze wel afgevinkt krijgt. We hebben hier een mooie crypte en je kunt met de boot naar de Amalfikust. Die twee punten heb ik inmiddels afgewerkt. Natuurlijk kan ik ook nog met de bus naar Pompeï maar ik ben na de toeristenfuik van Amalfi wel even genezen van al die trekpleisters.

Salerno is van de Italianen zelf

Salerno is de stad van de Italianen. In het gastenboek van de airbnb waar ik verblijf, staan hoofdzakelijk Italiaanse teksten. Buiten op straat hoor je geen andere taal dan het Italiaans. Gisteren wilde ik afrekenen bij Al Dente, ‘mijn’ restaurant en voor mij stond een jonge vrouw ontzettend moeilijk te doen. Ze sprak Engels en wilde uitleg over de kassabon, maar ja, Engels praten … daar doen we bij Al Dente niet aan.

Het ging over een totaalbedrag van 30 euro voor een maaltijd die ze samen met haar reisgenoot naar binnen had zitten werken. Meer specifiek: het ging over de ‘coperto’, het bedrag van 2 euro dat je betaalt voor (zeg maar) het dekken van de tafel en waar je dan ook nog eens een fles water voor krijgt. Daar was ze het niet mee eens. Ze hadden ook nog eens hun gigantische rugzakken en overige bagage in een hoek van het restaurant gestouwd zodat andere gasten ongeveer moesten klunen om naar de wc te kunnen. Ik besefte dat ze de eerste toerist was die ik hier tegenkwam en verwonderde me erover hoe ze de stemming beïnvloedde.

De man achter de toog vertrok geen spier, maar rolde met z’n ogen toen ze na veel gedoe eindelijk opzoutten. Ondertussen vertelden ze elkaar hoe slecht het hier was geregeld. Welkom in Italië! Het is hier niet slecht, maar het is wel anders. Ook anders dan ik eerder tijdens vakanties had ervaren. Want toen hing ik natuurlijk de toerist uit. Nu ik gewoon aan het werk ben overdag, doe ik veel meer mee met de Italianen zelf.

Tranquilo tranquilo!

Italianen gaan erop uit; zodra de winkels opengaan, stromen de straten vol. Er wordt luid in telefoons gesproken, met de nodige handgebaren erbij en ze staan op de meest onverwachte momenten stil. Ik ben al een paar keer bijna tegen iemand opgebotst omdat ik dat niet zag aankomen. Met z’n drieën of vieren naast elkaar de hele stoep in beslag nemen, al slenterend? Dat doe je gewoon. Geduld is een schone zaak. De eerste week liep ik er nog achter te springen als een soort mister Bean die voorbij wilde, maar daar nooit in slaagde. Nu slenter ik gewoon mee, niks is voor eeuwig en uiteindelijk komen we wel weer op een kruisinkje waar ik ze kan inhalen.

Als ik zeg dat ik niet zo goed Italiaans praat en vraag of zij misschien wat langzamer kunnen praten, wuiven ze m’n bezwaren weg. Helemaal niet nodig! Jij spreekt HEEL GOED Italiaans hoor! Prrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrt en daar gaan ze weer terwijl ik af en toe een woord opvang maar wonderbaarlijk genoeg toch bijna altijd snap wat ze bedoelen.

Niks basta met de pasta

Over het eten hoef ik natuurlijk niks te zeggen, toch? Ik durf straks in Nederland niet op de weegschaal. Als ik in het appartement eet, probeer ik normaal te doen (dus niet van die bergen pasta naar binnen te werken), maar ik vrees dat dat de rest niet compenseert. Wat ze hier doen, bijvoorbeeld, is van die brosse biscuitjes in de thee dopen. Dat vind ik niet zo lekker. Daar heb ik het volgende op gevonden: ik smeer er boter op en werk ze op die manier naar binnen. ,,Dit is jouw zesde!” riep Sandra op een gegeven moment. Ik wist niet dat er geteld werd? Zij hield het bij één, respect!

De wijn heb ik alleen gedronken toen Sandra en José hier waren, voor de rest hang ik aan de Pellegrino (water) en de koffie. Nog nergens heb ik slechte koffie gehad. Zelfs het koffiecupjesapparaat in het appartement maakt koffie van wereldklasse. Het is van Bialetti, het merk dat ook van die echte Italiaanse percolators produceert waarmee je koffie maakt op het fornuis. Er gaan cups in die je maar bij een supermarkt in de buurt kunt kopen, dus het is zaak om voldoende in te slaan. Ik kan beter een fles wijn kopen, als ik naar de kosten kijk!

Al die barretjes waar ze koffie verkopen, hebben de deur openstaan en overal komt dezelfde overheerlijke koffiegeur, vermengd met de geur van de ‘paste’ die ze verkopen, naar buiten. Ik snuif het op als een hond als ik voorbijloop. Paste zijn trouwens van die zoete dingen. Ze lijken qua smaak een beetje op zoete bagels. Er zit vaak pudding of chocola in (of beiden) en ze zijn bedekt met kleine suikerkorrels die over je hele gezicht gaan zitten. Van de week zat het zelfs in m’n oog!

Un bombolone per favore

Elke morgen ga ik naar de bar voor een cappuccino en een bombolone. Die eet ik staand aan de bar op, tussen de echte Italianen die luidkeels de dag bespreken en mij af en toe aankijken: ,,Wat doet DIE hier??” Zodra je bestelt, zetten ze een schoteltje (afhankelijk van de koffie) neer met een lepeltje en een bekertje water. De bombolone ligt op een bord met zo’n glad servetje waar je dus echt niks aan hebt. Nou ja, je kan er je pasta mee vasthouden.

Het is de bedoeling dat je bij je schoteltje blijft staan, want daar zetten ze straks jouw koffie op. Dat wist ik eerst niet. Ik ging rondlopen en weggegaan is plaatsje vergaan. Daar stond mijn eenzame cappuccino te wachten achter twee rijen dik aan Italianen die mijn plaatsje inmiddels hadden overgenomen. Daar moest ik al ,,Scusa!”-zeggend weer tussendoor zien te wringen.

Tussen 1 en 5 gaat hier zowat alles dicht en zijn de straten qua wandelaars zo goed als leeg. Na vijven komt iedereen weer naar buiten. Ik ook dus. Ik wandel rond en dat is nog best vermoeiend, want het is hier een soort van vals plat. Gisteren liep ik heuveltje op naar de kapper en moest ik zowat aan het zuurstof toen ik binnenkwam. Als ik thuis eet, ga ik langs de supermercato om boodschappen te doen. Daar kennen ze me inmiddels ook al.

De kleding-, schoenen- en tassenwinkels …. in EEN woord ge-wel-dig! Gisteren werd ik door Giuseppe, een eigenaar, meegetroond de trap op. Een moment dacht ik nog: waar ga ik in hemelsnaam naar toe?? Maar het viel mee: de herenafdeling, waar twee Amerikanen iets aan het kopen waren. Hij wilde me laten zien dat hij een internationale klantenkring had en begon me aan iedereen voor te stellen. Of ik koffie wilde, en een peuk misschien? Geweldig toch!

Dit is alweer mijn op een na laatste verhaal voor jullie dat ik op Italiaanse bodem schrijf. Alhoewel … ik ga weer met mijn zussen op pad en zit dan weer in Italië! Dit keer gaan we naar Le Marche, oppassen bij een oude zakenrelatie van me die hier 10 jaar geleden een geweldige camping is begonnen. Ik hoef niet zozeer op de gasten te passen, maar op twee paarden en twee honden. En mijn zussen gaan gezellig mee. We gaan een dag of 12 op pad en hebben er al ongelooflijk veel zin in!

Nou, ik ga genieten van mijn bella domenica (mooie zondag)!

Meer verhalen over Salerno lees je hier.

Leave a Comment